Nols probeerde in 1994 terug te keren naar de gemeentepolitiek door zich kandidaat te stellen voor de PRL, maar zonder succes; hij had geen invloed meer. Zijn laatste “coup” was zijn toetreding tot het Belgische FN (opgericht door Daniel Féret) in 1995 om die partij te steunen bij de parlementsverkiezingen.
Afgezien van de polemieken, kunnen we toch nog het werk toelichten dat onder zijn burgemeesterschap werd ondernomen: de aanleg van het sportterrein in Terdelt (op de plaats van de oude begraafplaats), de bouw van duizend sociale woningen (inclusief de renovatie van het gebouwencomplex op de Apollosquare), de aanleg van de RTB/VRT-site, de renovatie van het Neptunium-zwembad en de (zeer chaotische) bouw van de nieuwe school nr. 6.
Nols overleed op 13 maart 2004 in Dinant op 81-jarige leeftijd. De Schaarbeekse gemeenteraad negeerde zijn overlijden volledig op de zitting van maart; dat was een primeur in de geschiedenis van de gemeente en een teken van de breuk met het Nolsiaanse tijdperk. De Kamer van volksvertegenwoordigers, waarvan hij erelid was (hij werd in 1971 tot parlementslid verkozen), gaf hem een lauw eerbetoon bij monde van voorzitter Herman De Croo: “Gedurende zijn hele politieke carrière was Roger Nols een atypische figuur wiens standpunten debat uitlokten en hun stempel drukten op het Belgische politieke leven.”
De begrafenis vond plaats in Dinant, en de gemeente Schaarbeek stuurde enkel een vertegenwoordiger. Jean-Pierre Van Gorp, schepen, schreef de dag na Nols’ dood het volgende bericht in La Capitale:
“Als hij [nvdr: Nols] na zijn eerste tien jaar als burgemeester was overleden, zouden we hem een groot man hebben gevonden. Maar daarna is hij natuurlijk enorm veranderd! In die tijd richtte hij de eerste adviesraad voor immigranten op. Daarna maakte hij echter zijn “loketfase” mee en positioneerde hij zichzelf als een koppige burgemeester, die zich verzette tegen de protestbewegingen tegen zijn radicalere standpunten. Ik denk dat hij gefrustreerd was omdat de eminenties van de partij hem niet als een groot intellectueel beschouwden. Dat gebeurde opnieuw toen hij naar de PRL trok. Het is misschien deze bitterheid die zijn evolutie verklaart. In een derde fase begon hij met het sluiten van een moskee en het zaaien van angst en verdeeldheid onder de bevolking. Dat was zijn communicatiestrategie.”
Het lijkt ons legitiem om het laatste woord aan de betrokkene zelf te geven. Dit is wat Nols te zeggen had in een opiniestuk dat in september 1988 in Schaarbeek info gepubliceerd werd:
“Sinds enige tijd duiken er op sommige muren van de gemeente posters op, waarop staat: “Nols is een racist”. Ik zou een dergelijke attitude afwijzen met de minachting die ze verdient en er geen woorden aan verspillen, ware het niet dat ik in deze manier van doen het bewijs zag van een gebrek aan begrip van wat racisme werkelijk is en van het gevaar van het bagatelliseren ervan – iets wat nog veel ernstiger is. De inwoners van Schaarbeek, die mij al vaak hun vertrouwen hebben geschonken, weten heel goed dat ik niet racistischer ben dan zij. De ouderen van de gemeente die de nazi-bezetting hebben meegemaakt, weten hoe het racisme er uitzag in het leven van alledag: ongelukkigen die de gele ster moesten dragen, willekeurige arrestaties, martelingen en uiteindelijk massamoorden. Ik heb nooit aan de kant van de beulen gestaan en zal dat ook nooit doen. Mijn houding tijdens de laatste oorlog was duidelijk. Nadat ik per ongeluk bevrijd was, werd ik al snel weer gegijzeld. En geloof me, de Duitsers vergisten zich niet: degenen die ze als gijzelaars kozen, stonden niet aan hun kant. Vier van mijn medegevangenen werden doodgeschoten. Later, in 1944, toen ik op weg was om de schade te bekijken die veroorzaakt was door het bombardement op de Vooruitgangsstraat in Schaarbeek, werd ik gearresteerd door de Gestapo. Omdat ik valse identiteitspapieren bij me had (om deportatie naar Duitsland te vermijden), werd ik opnieuw gedeporteerd. En ik kreeg mijn vrijheid pas in april 1945 terug. Ik zal niet uitweiden over die moeilijke maanden. Anderen hebben meer geleden dan ik. Maar dat alles maakt dat ik niet kan tolereren dat mensen, in hun anonieme lafheid, leugens vertellen. Bovendien zijn ze onverstandig. Door eerbare mensen, die vrijstaan van elke verdenking, van “racisme” te beschuldigen, bagatelliseren ze het uiteindelijk. Zo zetten ze onbewust (?) de deur open voor de ergste excessen. Ik neem aan dat degenen die deze posters ophangen mijn beleid inzake niet-Europese immigratie willen veroordelen. Ik herhaal, ik ben geen racist. Maar tegelijkertijd ben en blijf ik fel gekant tegen anti-Belgisch racisme. Die vorm van racisme is in bepaalde kringen latent aanwezig. Ik kan de mishandelingen van ouderen door bepaalde immigranten niet tolereren; ik weiger excuses te maken voor de beledigingen en het occasionele geweld tegen jonge meisjes. Ik accepteer geen afpersing van jonge kinderen. Tot het tegendeel bewezen is, zijn de Belgen hier nog steeds thuis, en hebben ze het recht om te leven zoals ze dat willen, binnen het kader van de wetgeving die door hun verkozenen werd goedgekeurd. Het is niet “racistisch” om zich te verzetten tegen het opdringen van moslimwetten en -levenswijzen in ons land en onze gemeente in het bijzonder. Het betekent simpelweg dat we ons cultureel erfgoed en ons recht om te leven zoals wij dat willen verdedigen. De wens tot vrijwaring van het recht van iedereen, jong of oud, om vrij rond te lopen zonder het risico te worden aangevallen, is niets anders dan het verdedigen van een strikt elementair recht. Zij die in angst leven, zien hun vrijheid vervreemd. Zoals ik aan het begin van dit artikel al zei, bepaalt de grond van wie ik ben dat ik niet aan de kant van de beulen sta, en dat ik automatisch de zwakkeren verdedig. Vandaag de dag dragen de beulen niet langer uniformen, maar vallen ze onze weerloze landgenoten aan. Dat is onverdraaglijk. En wat mij betreft, van welk ras of religie ze ook beweren te zijn, zijn het vijanden die bestreden en uitgeschakeld moeten worden voordat ze hun openlijk racistische regels aan ons kunnen opleggen, en dat zowel met betrekking tot vrouwen (in het algemeen) als christenen, joden en agnosten. Maakt niet uit wat diegenen die bepaalde woorden lichtzinnig gebruiken hiervan vinden.”