Een vergissing, wilt u meer informatie? Neem contact op met archieven@1030.be
Stolpersteine (meervoud van het Duitse woord Stolperstein) kan letterlijk worden vertaald als ‘struikelstenen’, m.a.w. ‘stenen waarover je struikelt’. Deze stenen zijn het geesteskind van de Berlijnse conceptuele kunstenaar Gunter Demnig en herdenken de slachtoffers van de nazimisdaden. De naam werd gekozen omdat voor Demnig ‘voorbijgangers met hun geweten en hun hart over de herdenkingsstenen moeten struikelen’. Deze straatstenen worden voor de arrestatieplaats of het laatst bekende adres van de slachtoffers in het trottoir bevestigd. Ze meten 10 centimeter en de bovenkant is bedekt met een koperen plaat met de namen van elk slachtoffer. Merk op dat sommige mensen die door deze straatstenen worden geëerd, de verschrikkingen van de oorlog hebben overleefd. Sinds 1992 zijn er over heel Europa enkele duizenden straatstenen geplaatst. In België gebeurt dit meestal op initiatief van de Stichting Auschwitz en de Association pour la Mémoire de la Shoah. De eerste stolpersteine werden in 2009 in Anderlecht en Schaarbeek geplaatst. Hieronder vindt u enkele beschrijvingen van de stenen in onze gemeente:
Henri Heynz ALEKSANDROWICZ – Eugène Demolderlaan 73
Henri Heynz Aleksandrowicz wordt op 16 september 1923 in Brussel geboren. Op 19 januari 1944 wordt hij gearresteerd omdat hij Joods is en op 4 april 1944 wordt hij naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij dwangarbeid moet verrichten. Hij sterft enkele uren na de bevrijding van het kamp.
Henri Heynz Aleksandrowicz (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Théodore ANGHELOFF – Vondelstraat 79
Todor Anguelov (of Theodore Angeloff) wordt op 12 januari 1900 in Kyustendil (Bulgarije) geboren. Als overtuigd communist neemt hij in 1923 deel aan de opstand die zijn land op zijn grondvesten deed daveren. Anguelov wordt uit Bulgarije verbannen en gaat in ballingschap in Frankrijk. Vanaf 1927 vestigt hij zich in België. In 1930 verleent Koning Boris III hem amnestie en keert hij terug naar zijn vaderland. In 1936 neemt hij deel aan de Spaanse Burgeroorlog als lid van de Internationale Brigades. In 1939 wordt hij gearresteerd en naar een kamp in Frankrijk gedeporteerd. Na zijn bevrijding vestigt hij zich opnieuw in België. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, sluit hij zich snel aan bij het verzet. Hij verstrekt inlichtingen aan de geallieerden, verspreidt clandestiene publicaties, biedt onderdak aan Joden en voert aanslagen uit (meer dan 200). Op 19 januari 1943 wordt hij in zijn huis in de Vondelstraat door de Gestapo gearresteerd en naar het fort van Breendonk overgebracht, waar hij op 30 november 1943 wordt gefusilleerd. Zijn naam wordt vermeld in het Ereperk der Gefusilleerden.
Op 21 november 2018 wordt de steen voor zijn laatste huis geplaatst.
Théodore Angheloff (graf in het Ereperk der Gefusilleerden)
Nina ARONOWICZ – Verboeckhavenstraat 104
Nina Aronowicz wordt op 28 november 1932 in Brussel geboren en is nog een jong schoolmeisje als de oorlog uitbreekt. Met haar ouders, Léon en Malka, gaat ze in ballingschap in Frankrijk. Nina wordt door OSE (Œuvre de Secours aux Enfants) opgevangen en in het Maison d'Izieu, dat Joodse kinderen opvangt, ondergebracht. Het kamp wordt echter aangegeven bij de Gestapo en Nina wordt, samen met alle andere kinderen en medewerkers, op 6 april 1944 gearresteerd. In eerste instantie wordt Nina in Montluc (Lyon) gevangengezet, waarna ze naar het kamp van Drancy wordt overgebracht. Op 13 april 1944 wordt ze naar Auschwitz gedeporteerd. Ze zal niet ontsnappen. Haar moeder wordt op 11 september 1942 gedeporteerd, haar vader op 7 december 1943.
Vóór het laatste huis van de familie Aronowicz in Schaarbeek werd er een straatsteen geplaatst. Haar naam staat ook op een gedenkplaat in het 13e arrondissement van Lyon ter nagedachtenis aan de arrestanten van het Maison d'Izieu.
Nina Aronowicz (Nationale Bibliotheek van Frankrijk)
Elise AUBANEL – Voltairelaan 100
Elise Aubanel wordt in 1898 geboren en maakt deel uit van de verzetsgroep ‘Comète’. Op 14 augustus 1943 wordt ze gearresteerd en naar Ravensbrück gedeporteerd. Dit kamp, dat speciaal voor vrouwen is bestemd en ook onderdak biedt aan kinderen, wordt al snel het grootste detentiecentrum voor vrouwen in Duitsland. Minstens 132.000 vrouwen en kinderen worden hierheen gedeporteerd, waarvan er 90.000 worden vermoord. Op 24 april 1945 wordt Elise Aubanel hier vermoord, een paar dagen voordat het kamp wordt bevrijd.
Szyfra BERENKOPF en Sara BLONDER – Vandeweyerstraat 125
Szyfra Berenkopf en haar schoondochter Sara Blonder hebben beide de Poolse nationaliteit. Szyfra wordt op 16 februari 1879 in Krakau geboren, Sara op 12 oktober 1907 in Oswiecim (Auschwitz). Op 29 oktober 1942 worden ze allebei thuis gearresteerd door de Gestapo omdat ze Joods zijn. Ze worden dezelfde dag nog naar de Kazerne Dossin gebracht, vanwaar ze met transport VII naar Auschwitz-Birkenau worden gedeporteerd. Zij sterven waarschijnlijk bij aankomst, net als 914 van de 1691 mensen in het konvooi.
De twee stenen werden op 6 september 2023 ingehuldigd.
Szyfra Berenkopf (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Sara Blonder (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Peisah BUHBINDER – Van Dyckstraat 31
In de Van Dijckstraat 31 in Schaarbeek woont de familie Buhbinder, bestaande uit de ouders en een jonge dochter. Peisah, de vader van het gezin, is kleermaker van beroep. Eind 1942 wordt hij gearresteerd omdat hij Joods is en op 15 januari 1943 wordt hij naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij op een onbekende datum wordt vermoord. Het konvooi waarin Peisah reist, bestaat uit 946 mensen, waaronder 169 kinderen jonger dan 16 jaar. Slechts 4 mensen in het konvooi overleven de reis. Zijn vrouw en dochter weten zich te verstoppen en overleven de oorlog.
De straatsteen ter nagedachtenis aan Peisah werd op initiatief van zijn dochter en kleindochter vóór zijn laatste officiële woning geplaatst.
Peisah Buhbinder (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
René COPINNE – Notelaarsstraat 152
René Copinne wordt op 14 januari 1910 in Schaarbeek geboren en slaagt erin om Londen te bereiken waar hij deelneemt aan luchtlandingsmissies. Hij voegt zich bij de SOE (Special Operations Executive een Britse geheime dienst) waar hij tot parachutist en radiotelegrafist wordt opgeleid. Op 28 februari 1942 wordt hij met Valère Passelecqin de buurt van Douai gedropt. De twee mannen steken de grens over en bereiken stiekem Brussel waar ze een systeem organiseren om informatie via de radio naar de geallieerden te versturen.
Voor de uitbraak van de oorlog baat René Copinne de kantine uit van het Nationaal Werk van de Blinden, dat door Charles Vanden Bosch (Vader Agnello) werd opgericht. René Copinne vraagt om zijn hulp om zijn radiozender te verbergen. Vader Agnello stelt voor om de zender in de bibliotheek van de instelling te verbergen waar René onder de dekmantel van bibliothecaris-boekbinder aan de slag kan. Het systeem stuurt berichten naar de Britten, met name met informatie over de publieke opinie in België en om propaganda te maken ten gunste van de geallieerden. Eén van de tussenpersonen van het netwerk, Aarens, wordt door de Duitsers gearresteerd, die ook zijn radio in beslag nemen. Ze onderscheppen een bericht met het adres van René Copinnes schuilplaats. Op 9 juli 1942 worden hij en Valère Passelecq hier gearresteerd. De volgende dag ondergaat Vader Agnello hetzelfde lot. Copinne wordt in Sint-Gillis gevangengezet, waar hij wordt gemarteld. Op 18 januari 1943 wordt hij op de Nationale Schietbaan doodgeschoten. Valère Passelecq wordt op 7 juni 1944 onthoofd Wolfenbüttelen Vader Agnello sterft op 9 maart 1945 in het kamp van Dachau.
De Duitsers blijven de radiozender gebruiken om valse berichten naar Londen te sturen. Dit ontregelt in grote mate de werking van de SOE en tal van agenten, die door deze list worden misleid, vallen in handen van de nazi's.
René Copinne ligt begraven op het ereveld van de begraafplaats van Schaarbeek. De steen ter nagedachtenis aan hem werd op 21 november 2018 voor zijn laatste huis geplaatst.
Familie DE JONGH – Emile Verhaerenstraat 73
De familie De Jongh is een familie van Schaarbeekse verzetsstrijders die tijdens de bezetting de redding van Britse piloten, ontsnapte gevangenen, gezochte verzetsstrijders en Joden organiseert.
Dochter Andrée, die Dédée wordt genoemd en op 30 november 1916 is geboren, richt samen met Arnold Deppé het netwerk ‘Comète’ op. Samen, en met de hulp van de Britse geheime dienst, begeleiden ze ontsnapte geallieerden en verzetsstrijders naar Spanje. Ze wordt al snel in haar activiteiten bijgestaan door haar vader, Frédéric De Jongh, het hoofd van basisschool nr. 4 in Schaarbeek (momenteel school nr. 8 in de Gaucheretstraat/Vooruitgangstraat). Andrée's moeder Alice (geboren in 1891 onder de naam Decarpenterie), haar tante Ninie en haar zus Suzanne (geboren in 1915 en gehuwd met Wittek) zijn ook actief in het netwerk. Het huis waar de hele familie woont, Emile Verhaerenlaan 73, wordt soms als ontmoetingsplaats voor het netwerk gebruikt. De Comète-lijn (aanvankelijk de ‘Dédée-lijn’ of ‘Dédée-line’ genoemd) wordt door dubbelagenten geïnfiltreerd en er worden tal van arrestaties verricht. Op 15 januari 1943 wordt Dédée De Jongh gevangengenomen als ze geallieerde piloten in de Pyreneeën over de grens probeert te helpen. Tijdens haar ondervraging in Fresnes door de Gestapo bekent ze dat ze de aanstichtster van de Comète-lijn is, maar (gelukkig) gelooft niemand haar. Daarna wordt ze naar Duitsland gedeporteerd. Op 22 april 1945 wordt ze door het Rode Kruis uit het kamp van Mauthausen bevrijd. Suzanne De Jongh wordt op 2 juli 1942 gearresteerd en naar de kampen van Ravensbrück en vervolgens Mauthausen gedeporteerd. Samen met haar zus keert ze vrij terug.
Alice De Jongh wordt op 23 februari 1943 gearresteerd en in de gevangenissen van Sint-Gillis en Vorst opgesloten. Op 8 november 1943 wordt ze bevrijd. Frédéric De Jongh heeft minder geluk. Ook hij wordt verklikt. Op 7 juni 1943 wordt hij door de Gestapo gearresteerd en op 28 maart 1944 in Mont-Valérien doodgeschoten.
Na de oorlog studeert Andrée De Jongh verpleegkunde met als doel om melaatsen in Afrika te behandelen, eerst in Congo (1954-1960), Kameroen (1961-1966), Ethiopië (1967-1978) en uiteindelijk Senegal (1980-1981). Ze zette dus haar humanitaire werk haar hele leven voort.
De vier stolpersteine werden op 30 november 2023 voor het huis van de familie geplaatst, op verzoek van de gemeente Schaarbeek.
Andrée en Frédéric De Jongh (© Ligne Comete Line Rembrance)
Marcel DENOOZ – Paul Devignestraat 119
Marcel Denooz wordt op 26 maart 1895 in Verviers geboren. Hij is een veteraan van het verzet tijdens de Eerste Wereldoorlog en volgde een opleiding tot technisch tekenaar in mechanica en elektriciteit. Hij runt een bedrijf in radioapparatuur als hij in april 1939 als opzichter van elektrische installaties bij de Belgische regering aan de slag gaat. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, wordt hij gemobiliseerd en wordt hij chauffeur in het Belgische leger, waarmee hij zich naar Zuid-Frankrijk terugtrekt. Bij zijn terugkeer in België krijgt hij een baan als tijdelijk opzichter bij het Ministerie van Openbare Werken. Tegelijkertijd sluit hij zich aan bij het verzet en geeft hij informatie aan de geallieerden. Op 11 augustus 1942 wordt hij gearresteerd en naar het fort van Breendonk gestuurd. Op 12 oktober 1943 wordt hij op de Nationale Schietbaan van Schaarbeek doodgeschoten. Zijn naam wordt vermeld in het Ereperk der Gefusilleerden.
Op 21 november 2018 werd er een herdenkingssteen voor zijn laatste woning geplaatst.
Familie FLINKER – Kolonel Picquartlaan 1
Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers Nederland binnen, dat zich na 4 dagen van intense gevechten overgeeft. In 1942 – in het licht van de onderdrukkende maatregelen die de bezetter tegen de Joden neemt – verlaat Lajzer Noach Flinker, een zakenman van Poolse afkomst, samen met zijn vrouw en hun zeven kinderen Nederland en vluchten ze naar België. Hier hebben ze minder angst dat ze door bekenden zouden worden aangegeven. Hij slaagt erin om valse papieren te verkrijgen en de familie geniet van een zekere mate van vrijheid, hoewel ze in constante angst voor hun arrestatie leven.
Net als zijn landgenote Anne Frank begint Moshe Flinker op 16-jarige leeftijd een dagboek te schrijven, van 24 november 1942 tot 6 september 1943. Hoewel hij niet in een Hebreeuwssprekende omgeving woont, schrijft hij voornamelijk in deze taal. Hij schrijft echter ook enkele passages in het Nederlands (zijn moedertaal), in het Frans en zelfs in het Arabisch. Het dagboek van Moshe Flinker toont de grote eruditie van deze jongeman en de belangrijke rol die de studie van religieuze teksten in zijn leven speelt.
In tegenstelling tot de familie Frank zijn de Flinkers niet aan een schuilplaats gebonden, en hoewel ze ondergedoken leven, genieten ze toch een zekere bewegingsvrijheid. Maar op 6 april 1944 worden Moshe Flinker, zijn zussen Esther Malka en Léa en hun moeder na een tip gearresteerd door de Gestapo in hun huis aan de Kolonel Picquartlaan. De andere leden van het gezin zijn op dat moment afwezig en de vader slaagt erin om zijn andere kinderen naar een schuilplaats te brengen waar ze tot het einde van de oorlog blijven. Twee weken later wordt ook Lajzer Noah Flinker gearresteerd en op 21 april 1944 wordt hij naar de Kazerne Dossin in Mechelen gestuurd , waar hij wordt herenigd met zijn familieleden die hier op 6 april 1944 waren aangekomen. Op 19 mei 1944 worden ze allemaal naar Auschwitz gedeporteerd. Moshes moeder wordt onmiddellijk naar de gaskamer gebracht. Moshe en zijn vader worden naar het concentratiekamp van Echterdingen overgebracht waar ze dwangarbeid moeten verrichten. Op 22 januari 1945 worden ze naar Bergen-Belsen overgebracht waar ze waarschijnlijk aan de tyfusepidemie sterven. Moshes twee gedeporteerde zussen keren terug uit Auschwitz en de andere kinderen van de familie Flinker overleven de oorlog.
Na de oorlog keert één van de overlevende zussen terug naar hun huis in Schaarbeek. Hier ontdekt ze de dagboeken van Moshe. Een paar jaar later besluiten de kinderen Flinker om deze openbaar te stellen en schenken ze de boeken aan het Yad Vashem Memorial in Jeruzalem. In 1958 worden ze in het Hebreeuws gepubliceerd en daarna in verschillende talen vertaald. In het Frans heet het boek: Carnets de clandestinité, Moshe Flinker, Brussel 1942-1943.
De vijf straatstenen ter nagedachtenis aan de gedeporteerde leden van de familie Flinker werden op 30 november 2023 op initiatief van het gemeentebestuur geplaatst en ingehuldigd.
Lajzer Noach Flinker (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Mindla Flinker-Rochanini (© Kazerne Dossin)
Esther Malka Flinker (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Moshe Flinker (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Léa Flinker (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Hirsch Joseph HIRSCHOWITZ Joseph – Victor Hugostraat 17
Hirsch Joseph HIRSCHOWITZ wordt op 6 april 1893 in Riga, Letland, geboren. Hij is voddenraper van beroep en wordt op 11 oktober 1942 in zijn huis in de Victor Hugostraat gearresteerd omdat hij Joods is. Hij wordt eerst in de Kazerne Dossin in Mechelen opgesloten en vervolgens in de nacht van 31 oktober 1942 naar Auschwitz gedeporteerd, vanwaar hij nooit meer terugkeert.
De steen ter nagedachtenis aan hem werd op 30 oktober 2014 op verzoek van zijn familie geplaatst.
Salomon KAROLINSKI en zijn echtgenote Elisabeth ORCHER – Vondelstraat 40
Salomon Karolinski was een handschoenenmaker. Hij wordt op 4 maart 1908 in Polen geboren. In 1929 komt hij in België aan samen met zijn ouders, Nisen Karolinski en Tauba Hena Makofka, die emigreerden met hun zeven kinderen, Salomon, Lejb, Jules, Lejzer, Abraham, Sara en Paul, die allemaal in Warschau waren geboren. Dit gezin van negen telt zes gedeporteerden:
- Sara, 19 jaar oud, wordt naar de Kazerne Dossin opgeroepen en wordt op 4 augustus 1942 naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Ze sterft er op een onbekende datum.
- Jules, 28 jaar oud, wordt op 19 april 1943 gedeporteerd en keert nooit meer terug.
- De ouders, Nisen Karolinski en Tauba Hena Makofka, worden op 22 juni 1943 naar Kazerne Dossin gebracht, vanwaar ze worden gedeporteerd. Ze keren nooit meer terug.
- Abraham, 23 jaar oud, wordt op 14 april 1944 naar het Sammellager overgebracht. Op 19 mei 1944 wordt hij, samen met zijn echtgenote Janine Efira – ook 23 jaar – gedeporteerd. Hij wordt geselecteerd voor dwangarbeid en blijft tot 18 januari 1945 in Auschwitz. Hij wordt meegesleurd op de ‘dodenmars’ naar Buchenwald. Daarna wordt hij naar Dachau gestuurd, waar hij op 29 april 1945 door de Amerikanen wordt bevrijd. Op 16 juni 1945 keert hij naar Brussel terug waar hij wordt herenigd met zijn vrouw, Janine Efira, die het ook heeft overleefd.
- De andere kinderen van Nisen Karolinski en Tauba Hena Makofka ontsnapten aan de deportatie en overleefden.
Salomon Karolinski is 36 jaar oud als hij op 15 augustus 1942 samen met zijn vrouw Elisabeth Orcher (geboren op 20 maart 1912) in Brussel wordt gearresteerd. Ze worden naar de Kazerne Dossin in Mechelen gebracht, vanwaar ze op 18 augustus 1942 naar Auschwitz worden gedeporteerd. Elisabeth wordt bij aankomst in Auschwitz op 20 augustus 1942 vermoord. Salomon wordt vastgehouden voor dwangarbeid in het kamp, maar sterft na iets meer dan een maand opsluiting, op 25 september 1942.
De herdenkingsstenen werden op 13 mei 2009 geplaatst.
Salomon Karolinski (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Elisabeth Karolinski-Orcher (© Kazerne Dossin)
Gerszon Zelik KUROPATWA en zijn echtgenote Anna KUROPATWA, geboren WEINMANN – Max Roosstraat 48
Gerszon Kuropatwa wordt op 1 augustus 1898 in Warschau geboren en werkt als linotypist. Zijn echtgenote, Anna Weinmann, wordt op 14 september 1907 in Granges geboren. Ze hebben één dochter, Edith die in 1933 wordt geboren. Anna wordt op 8 augustus 1942 door de Gestapo gearresteerd – en haar echtgenoot op 18 augustus – omdat ze betrokken zijn bij de verspreiding van clandestiene publicaties en bovendien Joods zijn. Ze worden naar de Kazerne Dossin in Mechelen gestuurd en op 25 augustus 1942 naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze allebei worden vermoord.
Voor hun arrestatie slaagt het echtpaar erin om hun dochter te laten onderduiken bij een Belgische bakkersfamilie in Marloie (Ardennen). Daar gaat ze naar een normale katholieke school. Na de oorlog wordt ze door haar grootmoeder opgevangen, bij wie ze intrekt in de flat van haar ouders in de Max Roosstraat 48.
Gerszon Zelik Kuropatwa (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Armand LEFORT – Generaal Eisenhowerlaan 11
Armand Lefort wordt op 9 maart 1895 in Bergen geboren. Hij en zijn vrouw, Elisabeth Deligne, die op 26 februari 1896 in Nijvel is geboren, hebben 2 kinderen: Christiane, geboren in Maisières op 14 januari 1922 en Pierre, geboren in Bergen op 8 september 1935. Lefort werkt als technisch assistent in militaire gebouwen en is ook lid van de Inlichtingen- en Actiedienst. Op 11 augustus 1942 wordt hij in zijn huis in de Generaal Eisenhowerlaan 11 gearresteerd en naar de gevangenis van Sint-Gillis gestuurd. Op 16 juli 1943 wordt hij veroordeeld tot twee jaar en zes maanden gevangenisstraf wegens spionage (meer bepaald omdat hij de geallieerden plannen van de vliegvelden van Nijvel en Gossoncourt en de elektrische installaties daar had geleverd). Op 12 oktober 1943 wordt hij echter als gijzelaar op de Nationale Schietbaan doodgeschoten. Zijn naam wordt vermeld in het Ereperk der Gefusilleerden.
Mikulas LOVENVIRTH – Destouvellesstraat 28
Mikulas Lovenvirth (Michaël of Michel) heeft de Hongaarse nationaliteit, maar wordt op 9 april 1922 in Berechovo (of Berckovo) in Tsjecho-Slowakije geboren. Hij is vrijgezel en werkt als kleermaker. Zijn ouders, Martin Lovenvirth, geboren op 1 januari 1894 in Lozy, en Frida Gutman, geboren op 1 september 1889 in Berchova, wonen in de Paleisstraat 116 in Schaarbeek.
Als lid van het Onafhankelijkheidsfront biedt hij onderdak aan werkweigeraars. Hij levert ook wapens, stuurt brieven door naar leden van het netwerk en helpt bij de verspreiding van de ondergrondse publicatie Szabadzag (‘vrijheid’ in het Hongaars). Hij is ook compagniecommandant in het Belgische Partizanenleger, een substructuur van het Onafhankelijkheidsfront. Op 9 februari 1943 wordt hij in Zaventem door de Gestapo gearresteerd tijdens een sabotagepoging die hij leidt tegen een trein met Duitse militairen met verlof. Hij wordt in de gevangenis van Sint-Gillis opgesloten en daarna naar het fort van Breendonk gestuurd. Op 15 maart 1943 wordt hij als gijzelaar doodgeschoten.
De steen ter nagedachtenis aan hem werd in november 2019 voor zijn laatste officiële woning geplaatst.
Georges MARECHAL – Voltairelaan 162
Georges Maréchal wordt op 11 december 1892 geboren. Hij is getrouwd met een Engelse, Elsie Mary (geboren 1892), met wie hij één dochter heeft, Elsie (geboren in 1924). Voor de oorlog was hij vicekanselier van het Hoog Commissariaat van België in Koblenz (Duitsland). Na zijn terugkeer naar België werkt hij als inspecteur bij het Ministerie van Economische Zaken. Tijdens de oorlog sluit hij zich aan bij het netwerk ‘Comète’, dat door de jonge Schaarbeekse Andrée De Jongh (zie hierboven) werd opgericht. Zijn belangrijkste taak is om geallieerde piloten te huisvesten terwijl ze wachten tot het netwerk hen naar de vrije zone zou begeleiden. Zijn vrouw en dochter volgen hem in zijn activiteiten. Helaas wordt het netwerk geïnfiltreerd door spionnen die door de Duitsers worden betaald. Twee neppiloten zetten een val op voor de Maréchals. Op 18 november 1942 worden ze alle drie in hun huis in de Voltairelaan nr. 162 gearresteerd. Elsie en haar moeder worden naar concentratiekampen in Duitsland gedeporteerd, waaruit ze gelukkig allebei terugkeren. Georges Maréchal wordt in de gevangenis van Sint-Gillis opgesloten. Hij wordt ter dood veroordeeld en op 20 oktober 1943 op de Nationale Schietbaan geëxecuteerd. Zijn naam wordt vermeld in het Ereperk der Gefusilleerden.
De herdenkingssteen werd op 21 november 2018 voor zijn laatste huis geplaatst.
Chana MINC – Diamantlaan 99
Chana Minc wordt op 20 april 1908 in Polen geboren en is kleuteronderwijzeres. Als de Duitsers in mei 1940 in België aankomen, vlucht ze naar Frankrijk. Op 24 mei 1942 wordt ze gearresteerd en bijna 4 maanden in Franse kampen vastgehouden. Op 18 september 1942 wordt ze vanuit Drancy naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze op 20 september 1942 wordt vermoord.
De steen ter nagedachtenis aan haar werd op 20 juli 2011 voor haar laatste officiële woning in Schaarbeek geplaatst.
Chana Minc (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Jean MOETWIL – Lindestraat 76
Jean Moetwil wordt op 19 mei 1910 in Schaarbeek geboren en werkt zijn hele carrière als drukker. Tijdens de oorlog sluit hij zich aan bij het Onafhankelijkheidsfront en de substructuur hiervan, het Belgische Partizanenleger. Op 8 juli 1943 wordt hij door de nazi's gearresteerd. Hij wordt in de gevangenis van Sint-Gillis opgesloten en daarna naar het fort van Breendonk gestuurd. In februari 1944 wordt hij samen met 19 andere gijzelaars op de Nationale Schietbaan doodgeschoten als represaille voor een bomaanslag op het huis van het hoofd van de Gestapo Elhers en voor aanslagen op het Brusselse centraal politiebureau en het wachthuis van de SS Jungclaus.
De steen ter nagedachtenis aan hem werd op 21 november 2018 voor zijn laatste huis geplaatst.
David MOYANO TEJERINA – Thomas Vinçottestraat 36
David Moyano wordt in 1922 in Ujo, Spanje geboren. Zijn vader werkt aan de nabijgelegen spoorweg. Later verhuist de familie naar Valladolid. Als de burgeroorlog uitbreekt, gaat hij op 15-jarige leeftijd bij het leger en sluit hij zich aan bij de 118 luchtafweerbatterij van Campo de la Bota. Vervolgens ontvlucht hij het regime van Franco en vestigt hij zich in Frankrijk. Hier wordt hij al snel gearresteerd en in het kamp van Argelès-sur-mer opgesloten. Na vier maanden wordt hij vrijgelaten en sluit hij zich aan bij de 4e compagnie Spaanse arbeiders in het Franse leger. Deze compagnie is belast met de bouw van versterkingen om de Duitse invasie te voorkomen. In juni 1940 wordt hij door de nazi’s gevangengenomen. In eerste instantie wordt hij naar het kamp van Fallingbostel gestuurd en op 27 januari 1941 naar het kamp van Mauthausen. Daar krijgt hij het nummer 6060 en een blauwe driehoek, het symbool van staatloosheid, met een S voor ‘Spanier’ (Spanjaard). Aanvankelijk wordt hij ingezet voor slopend werk in de steengroeve van het kamp. In 1944 mag hij echter in een kleinere steengroeve werken waar de leefomstandigheden draaglijker zijn en waar hij semi-vrij is. Op 5 mei 1945 wordt Moyano uit het kamp vrijgelaten. Hij kan echter niet naar Spanje terugkeren, waar hij het risico loopt om door het regime van Franco te worden veroordeeld. Na een korte periode in Frankrijk verhuist hij naar België, waar hij werk vindt als elektricien in de kolenmijnen. Op 5 februari 2011 sterft hij in zijn huis in de Thomas Vinçottestraat 36. Hier werd op 13 september 2023 een herdenkingssteen ter nagedachtenis aan hem geplaatst.
Familie NAGIEL-AMTMANN – Gallaitstraat 76
Elja Noech Nagiel wordt in 1900 in Polen geboren en emigreert in 1931 naar België. Hij trouwt met Margula Amtmann, een Poolse die in 1913 wordt geboren en in 1928 naar België komt. Samen hebben ze twee zonen: Joseph, geboren in Antwerpen op 23 april 1940, en Félix, geboren in Etterbeek op 10 september 1941. In Schaarbeek vestigen ze zich in de Vanderlindenstraat, maar al snel zien ze zich genoodzaakt om een clandestiene woning in de buurt te zoeken: Gallaitstraat 76. Ze worden door anti-Joodse activisten verklikt en op 13 oktober 1942 worden ze gearresteerd en naar de Kazerne Dossin gebracht. Een paar dagen later, op 24 oktober, worden ze naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Bij aankomst worden de moeder en haar twee jonge kinderen meteen naar de gaskamer gestuurd. Elja Noach wordt geselecteerd voor werk in het kamp en vervolgens naar het commando van Jawisowitz gestuurd. Eind 1944, tijdens de evacuatie van gevangenen uit Auschwitz, wordt hij naar Sachsenhausen-Oranienburg (Duitsland) gestuurd, waar hij in mei 1945 wordt bevrijd en naar België terugkeert.
Op 30 november 2023 werden voor hun laatste woning voordat ze werden gedeporteerd vier straatstenen ter nagedachtenis aan hen geplaatst.
Elja Noech Nagiel (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Margula Amtmann-Nagiel (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Joseph Nagiel (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Félix Nagiel (Individuele dossier van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
Georges NOEL – Joseph Coosemansstraat 46
Georges Noël wordt op 2 juli 1898 in Gilly, bij Charleroi, geboren. Hij is mecanicien van beroep en sluit zich tijdens de Tweede Wereldoorlog aan bij het verzet. Op 6 februari 1943 wordt hij in Valenciennes (Frankrijk) gearresteerd. Daarna wordt hij naar de gevangenis van Sint-Gillis in Brussel overgebracht en door een Duitse rechtbank ter dood veroordeeld wegens spionage en hulp aan de vijand. Op 20 oktober 1943 wordt hij op de Nationale Schietbaan doodgeschoten. Zijn naam wordt vermeld in het Ereperk der Gefusilleerden.
Op 21 november 2018 werd er een herdenkingssteen voor zijn laatste woning geplaatst.
Maurice Marcel ORCHER – Verhasstraat 3
Maurice Marcel Orcher wordt op 3 september 1919 in Anderlecht geboren en woont in de Verhasstraat 3. Tot zijn militaire dienst in 1939 werkt hij in verschillende meubelfabrieken. Na zijn demobilisatie wordt hij handelsvertegenwoordiger. In de herfst van 1940 sluit hij zich aan bij een groep jonge communisten, werkt hij samen met de Socialistische Jonge Wacht (SJW) en helpt hij bij de redactie van het tijdschrift Jeunesse Nouvelle. Op 8 juli 1943 wordt hij door de nazi's gearresteerd, in de gevangenis van Sint-Gillis opgesloten en vervolgens naar het kamp van Esterwegen gestuurd. Hier zit hij in barak nr. 6, waar de vrijmetselaarsloge ‘Liberté Chérie’, die door gevangene Franz Rochat was opgericht, actief is (zie hieronder). Op 19 augustus 1944 wordt hij in Donauworth berecht, samen met vijf leden van het nationale comité van het Rassemblement National de la Jeunesse (R.N.J.). Op 27 oktober 1944 wordt hij geëxecuteerd in de gevangenis van Stadelheim in München. In juli 1951 wordt zijn lichaam naar Schaarbeek gerepatrieerd en met een patriottische ceremonie geëerd.
- Lees meer informatie op de Franstalige blog Maurice Orcher Resistant et Martyr (1919 - 1944)
Maurice Orcher
ROCHAT Franz – Clayslaan 23
Franz Rochat wordt op 10 maart 1908 in Sint-Gillis geboren en woont in de Clayslaan 23. Hij is doctor in de wetenschappen, universiteitsprofessor en directeur van een groot farmaceutisch laboratorium. In 1941 raakt hij betrokken bij de Belgische Nationale Beweging (BNB) en werkt hij clandestien voor de verzetskrant La Voix des Belges. Vanaf augustus 1941 is hij lid van het verzet voor de IAD, de Inlichtingen- en Actiedienst. Op verdenking van spionage en hulp aan de vijand wordt hij op 28 februari 1942 thuis door de Gestapo gearresteerd en in Sint-Gillis opgesloten. Wegens gebrek aan bewijs wordt hij niet voor een krijgsraad gebracht. Maar hij wordt onder het ‘Nebel und Nacht’ (‘nevel en nacht’) regime geplaatst, een naam voor vijanden van nazi-Duitsland. Van daaruit wordt hij naar het kamp van Bochum en vervolgens naar het kamp van Esterwegen gedeporteerd. Daar wordt hij naar barak nr. 6 gestuurd, waar hij met zes andere gedeporteerde Belgische vrijmetselaars de loge ‘Liberté Chérie’ opricht. Dit is de enige loge waarvan we met zekerheid kunnen zeggen dat ze in een nazikamp heeft gefunctioneerd. In april 1944 wordt hij naar het concentratiekamp van Untermansfeld overgebracht, waar hij op 6 januari 1945 aan tuberculose sterft. In juli 1951 wordt zijn lichaam naar Schaarbeek gerepatrieerd en met een patriottische ceremonie geëerd.
Franz Rochat (Bel Memorial)
ROTER-TENENBAUM Haja – Hutstraat 47
Haja Tenenbaum, echtgenote van Peysach Roter, woont in de Hutstraat 41. Haja wordt op 9 mei 1906 in Wolbrow (Polen) geboren en is kleermaakster. Op 6 februari 1943 wordt ze gearresteerd omdat ze Joods is. Op 19 april 1943 wordt ze vanuit de Kazerne Dossin in Mechelen naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze wordt vermoord.
De herdenkingssteen werd op 20 juli 2011 op verzoek van een familielid, Rosa Roter-Kotek, geplaatst.
Haja Roter-Tenenbaum (Individuele dossiers van de Vreemdelingenpolitie © Algemeen Rijksarchief)
THYRIN Louis – Notelaarsstraat 328
Louis Thyrin wordt in 1918 geboren. Samen met zijn familie is hij lid van het netwerk ‘Comète’ en helpt hij geallieerde piloten ontsnappen. Op 23 mei 1944 wordt Louis gearresteerd. Hij wordt naar de kampen van Dora, Ellrich en ten slotte Buchenwald gestuurd. Hij sterft tijdens de dodenmars op 14 april 1945.
De herdenkingssteen werd op verzoek van zijn zus, Claire Keen-Thyrin, geplaatst.
ROZENBLUM Natan – Guido Gezellestraat 68
Natan (Naftali) Rozenblum wordt op 15 juli 1900 in Warschau (Polen) geboren. Op 14-jarige leeftijd wordt hij kleermakersleerling. In 1918 wordt hij eveneens lid van de Communistische Partij en de kleermakersvakbond. In 1923 (of 1925) verhuist hij naar Vilnius om er voor de Communistische Partij te werken. Door zijn politieke activiteiten wordt hij zes maanden na aankomst in Brest-Litovsk gevangengezet, waar hij meerdere jaren vastzit. In 1929 wordt Natan opnieuw door de politie gezocht en besluit hij om zijn vaderland te verlaten. Zijn verloofde, Curtla Suknik (geboren in Warschau op 27 juli 1902) was in 1929 al uit Polen naar haar broer Szyja Suknik in België gekomen. Natan Rozenblum komt officieel op 15 april 1930 in Brussel aan. Het paar trouwt in Brussel op 31 januari 1931 en vestigt zich in de Telegraafstraat 16. Curtla, kleermaakster van beroep, zet hier haar atelier op. Hier wordt op 26 juli 1931 ook hun zoon Charles geboren. Een paar weken later verhuist het gezin naar de Vrachtwagensstraat 4 in Schaarbeek. Natan blijft actief in de Joodse communistische kringen van de Belgische hoofdstad en gaat ook om met veteranen van de Spaanse burgeroorlog. Hij is lid van de Communistische Partij van Brussel en van Secours Rouge.
Als nazi-Duitsland België binnenvalt, wonen de Rozenblums in de Gaucheretstraat 73. Als Pools staatsburger wordt Natan in het Poolse leger ingelijfd en belandt hij gewond in een ziekenhuis in Bressuire (Frankrijk). Bij zijn terugkeer naar Brussel wordt Natan lid van de Vereniging der Joden in België en sluit hij zich aan bij het verzet. Vanaf 1941 is hij actief in de Patriottische Milities, waar hij nieuwe leden ronselt, aanslagen uitvoert en helpt om gezochte mannen en vrouwen te verbergen. In de herfst van 1942 werkt hij ook voor het Joods Verdedigingscomité en verspreidt hij clandestiene publicaties. Het echtpaar Rozenblum zelf verbergt zich in een flat van een communistische medeverzetsstrijder, Michel Moerenhout. Begin april 1944 wordt Natan gearresteerd en naar de Kazerne Dossin in Mechelen gestuurd. Van hieruit wordt hij op 4 april 1944 naar Auschwitz gedeporteerd. Hij wordt geselecteerd voor dwangarbeid in het kamp. Tijdens de evacuatie van het kamp neemt hij deel aan de dodenmars. Op 13 maart 1945 sterft hij echter in het kamp van Buchenwald.
Zijn zwager Szyja wordt gearresteerd omdat hij geen gele ster draagt en wordt naar Auschwitz gestuurd. Hij wordt op 7 juni 1945 door de Amerikanen bevrijd. Dankzij het Joods Verdedigingscomité weten Curtla en Charles Rozenblum aan arrestatie te ontsnappen door zich op verschillende plaatsen te verbergen, waaronder in het ziekenhuis van de Sœurs Servites de Marie in Jolimont. Na de bevrijding verhuizen ze terug naar Brussel. Charles studeert scheikunde in Binche en werkt eerst in de farmaceutische industrie en daarna als leraar tot zijn noodlottige dood in 1981. Curtla Rozenblum sterft in februari 1982. In 2010 wordt Moeder Ursule de Jolimont (haar officiële naam was Marie-Théophile Elise Arnauts), die de moeder en zoon had geholpen, erkend als Rechtvaardige onder de Volkeren.
De herdenkingssteen ter nagedachtenis aan Natan Rozenblum werd op verzoek van zijn familie voor zijn laatste huis geplaatst.
Jean VAN CAMPENHOUT – Koninginnelaan 3
Jean Van Campenhout wordt op 27 mei 1896 in Schaarbeek geboren en op 27 oktober 1942 gearresteerd. Op 21 april 1943 wordt hij ter dood veroordeeld omdat hij had geprobeerd om twee gezochte verzetsleden te helpen: Armand Bogaerts en Gustav Boeckmans. Op 12 mei 1943 wordt hij op de Nationale Schietbaan geëxecuteerd. Zijn naam wordt vermeld in het Ereperk der Gefusilleerden.
De steen ter nagedachtenis aan hem werd op 21 november 2018 voor zijn laatste huis geplaatst.
Léon VREURICK – Auguste Lambiottestraat 71
Léon Vreurick wordt op 29 december 1900 geboren. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen. Als boekhouder heeft hij in verschillende bankinstellingen gewerkt, met name in Belgisch Congo. In België heeft hij een boekenwinkel. Vanaf september 1940 verspreidt hij kopieën van clandestiene publicaties, waaronder La Libre Belgique. Hij sluit zich ook aan bij het verzetsnetwerk ‘Portemine’ en de groepen ‘Zéro’ en ‘Tulipe’. Op 11 augustus 1942 wordt hij op verdenking van spionage en hulp aan de geallieerden gearresteerd en in Sint-Gillis gevangengezet. Op 12 oktober 1943 wordt hij op de Nationale Schietbaan doodgeschoten. Zijn naam wordt vermeld in het Ereperk der Gefusilleerden.
De herdenkingssteen werd op 21 november 2018 voor zijn laatste huis geplaatst.
Meer weten:
- Musée Kazerne Dossin
- Pavés de mémoire (Fondation Auschwitz)
- Stolpersteine Guide
- Yadvashem
- War Dead Register
- Bel Memorial