Een vergissing, wilt u meer informatie? Neem contact op met archieven@1030.be
Monumenten in Schaarbeek
Monumenten voor de martelaars van de Eerste en Tweede Wereldoorlog (Karabiniersplein)
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt de Nationale Schietbaan (die zich langs de huidige Reyerslaan bevond) door de Duitsers bezet, die deze plek gebruiken om verzetsstrijders te executeren. Veel mensen worden hier het slachtoffer van vijandelijk vuur, met als bekendste namen Edith Cavell, Philippe Baucq en Gabrielle Petit. Ter ere van deze helden wordt er op 29 september 1929 voor de Nationale Schietbaan een monument van de hand van de beeldhouwer Amédée Hamoir ingehuldigd. Het monument wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers verwoest. Bovendien vorderen ze de Nationale Schietbaan opnieuw op om er hun sinistere werk te hervatten.
Op 17 juni 1956 wordt er, in aanwezigheid van Koning Boudewijn, een nieuw monument van de hand van beeldhouwer Georges Vandevoorde en architect Frédéric Vandamme onthuld. De beeldhouwer nam het principe over van het oude monument, dat de figuren van drie burgers voorstelde, twee mannen en een vrouw, die hun laatste momenten beleefden. Het monument wordt op initiatief van de Nationale Bond der Burgerlijke Erkentelijkheid opgericht. In het oorspronkelijke ontwerp moesten twee soldatenfiguren de centrale groep martelaars aan weerszijden flankeren. Om onbekende redenen zijn deze figuren nooit gerealiseerd. Het monument wordt oorspronkelijk op de hoofdas van de Nationale Schietbaan geplaatst. Als het gebouw in 1963 wordt gesloopt, verhuist het monument naar de zijkant.
Monument voor Philippe Baucq (Josaphatpark)
Philippe Baucq wordt in 1880 te Brussel geboren. Hij studeert architectuur aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel. Daarna vervolgt hij zijn opleiding aan het Solvay Instituut in Londen. Aan het begin van zijn carrière bouwt hij enkele herenhuizen in Brussel, waaronder het huis aan de Lambermontlaan 100. Tijdens de oorlog neemt hij deel aan de clandestiene verspreiding van de krant La Libre Belgique. Hij is eveneens betrokken bij het ontsnappingsnetwerk van Edith Cavell. Op 31 juli 1915 wordt Philippe Baucq bij hem thuis gearresteerd in gezelschap van Louise Thuiliez, een ander lid van het netwerk. De reden voor hun arrestatie is niet het feit dat ze lid waren van het netwerk, maar dat ze in het bezit zijn van verboden kranten. Hij wordt echter al snel in verband gebracht met het netwerk van Cavell na de ontmanteling ervan en de arrestatie van de verpleegster op 5 augustus 1915. Na het proces van het netwerk worden Baucq en Cavell op 12 oktober 1915 op de Nationale Schietbaan geëxecuteerd. Omdat hij van oorsprong Schaarbekenaar was, werd onze gemeente gekozen voor de oprichting van een monument.
Het monument op het Jamblinne de Meuxplein werd mogelijk gemaakt dankzij een openbare inschrijving onder het beschermheerschap van kardinaal Mercier, premier Henry Carton de Wiart, de Brusselse burgemeester Adolphe Max en generaal baron Alphonse Jacques. Het werd ontworpen door architect Georges Hendrickx en beeldhouwer Paul Van de Kerckhove en wordt op 20 juli 1924 met veel pracht en praal ingehuldigd in aanwezigheid van leerlingen van de Schaarbeekse scholen. Het monument is bijzonder indrukwekkend. Op de grote stenen sokkel staat in haut-reliëf een gevleugelde figuur die België symboliseert. Zijn gelaatstrekken en norse houding doen denken aan de gevleugelde figuur in de groep La Marseillaise (1836) van de hand van François Rude die de Arc de Triomphe in Parijs siert. Aan de voet van de sokkel ligt een levensgrote bronzen figuur die Philippe Baucq voorstelt, die zojuist door de kogels van zijn beulen is neergemaaid. Een paar dagen voor de inhuldiging van dit monument werd er een gedenkplaat aangebracht op de gevel van de Roodebeeklaan 49, het huis van Baucq. Zowel de plaat als het monument worden tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers vernietigd.
In 1974 wordt een nieuw monument, van de hand van beeldhouwer Jacques Nisot, in het Josaphatpark ingehuldigd. Het zeer gestileerde monument toont het silhouet van de verzetsstrijder terwijl de fatale kogels van het vuurpeloton, gesymboliseerd door 6 kleine metalen staafjes, hem in het hart treffen.
Monument voor de karabiniers (Louis Bertrandlaan)
Op het Daillyplein staat de oude Prins Boudewijnkazerne waar het karabiniersregiment was ondergebracht. Na de oorlog was het dus vanzelfsprekend dat er tegen de gevel een herdenkingsmonument wordt aangebracht voor de 2.509 karabiniers en de karabiniers-wielrijders die op het slagveld sneuvelden.
Het monument is van de hand van de architect Henri Lacoste. We zien ook een plaat met het portret van kolonel René Bremer van de hand van de beeldhouwer Fernand Gysen, en decoratieve motieven die herinneren aan de attributen van de karabiniers door de beeldhouwer Alexandre Hastat. Het monument wordt op 22 oktober 1921 in aanwezigheid van Koning Albert I ingehuldigd. Na 1945 worden de namen van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog toegevoegd. Na de herinrichting van de kazerne verhuist het monument naar de Louis Bertrandlaan, langs het Josaphatpark.
Monument voor de gesneuvelden van de Genie (Vergotesquare)
Tot in 1957 stond dit herdenkingsmonument op het IJzerplein, op het grondgebied van Brussel-Stad. Het is van de hand van de beeldhouwer Charles Samuel en de architect Joseph Van Neck en werd op 2 december 1928 in aanwezigheid van Koning Albert I ingehuldigd. Dit monument herdenkt de verliezen van dit legerkorps, dat onder andere uit ingenieurs, telegrafisten en antennisten bestond.
La Nation Belge van 2 december 1928
Gedenkteken Albert I (Albert Park)
Het Albertpark werd in het begin van de jaren 70 op de plaats van de voormalige begraafplaats van Schaarbeek aangelegd en herbergt een gedenkteken voor Koning Albert, die toepasselijk de bijnaam ‘Ridder-koning’ kreeg voor zijn heldhaftige en voorbeeldige houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. De plaat bestaat uit een medaillon van de hand van Victor Demanet en is een schenking van M. Buyle, voorzitter van de Nationale Federatie van Veteranen van Koning Albert I.
Monument voor de troepen der Afrikaanse veldtochten, 1885-1960 (Huart Hamoirlaan)
Al in 1964 uit de ‘Fraternelle coloniale 40-45’ de wens aan het gemeentebestuur van Schaarbeek en haar burgemeester, Gaston Williot, om in Schaarbeek een monument voor voormalige Belgische koloniale troepen op te richten. Het idee en het ontwerp van de beeldhouwer Willy Kreitz worden goed ontvangen en de keuze voor de locatie valt op het Rigasquare. Pas op 7 mei 1970 wordt het monument, in aanwezigheid van Prins Albert, ingehuldigd met een wijziging in de inscriptie ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp. De term ‘Belgische koloniale troepen’ werd vervangen door ‘troepen der Afrikaanse veldtochten’. Dit monument herdenkt 3 veldslagen in het bijzonder:
- De slag om Redjaf (Soedan), tijdens de Mahdistische oorlog, tussen Congolese troepen en Soedanese ‘derwisj’ krijgers (ook bekend als Mahdisten). De slag om Redjaf wordt op 17 februari 1897 door de Congolezen gewonnen.
- De Slag om Tabora (Tanzania), waarbij de Belgische troepen op 19 september 1916 de stad op de Duitsers heroveren.
- De slag om Saïo (Ethiopië) waarbij, op 6 juli 1941, na een beleg van enkele weken Belgisch-Congolese troepen de stad, die in handen is van de Italiaanse troepen van Mussolini, heroveren.
Monument voor de Ardense Jagers (Ardense Jagersplein)
In 1946 kreeg dit plein, dat nog geen naam had, de naam ‘Ardense Jagers’. De naam is een eerbetoon aan het Waalse infanterieregiment dat het levenslicht zag in het interbellum en zich onderscheidde tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1974 wordt er hier een monument opgericht op initiatief van de Brabantse sectie van de ‘Fraternelle des Chasseurs Ardennais’. Op een sokkel van Ourthe-steen staat een bronzen medaillon van de beeldhouwer Albert Leroy met het symbool van het regiment, een everzwijn, en het motto: ‘Résiste et mords’.
Todor Anguelov gedenkteken (Raymond Foucartlaan)
Todor Anguelov (of Theodore Angeloff) wordt op 12 januari 1900 in Kyustendil (Bulgarije) geboren. Als overtuigd communist neemt hij in 1923 deel aan de opstand die zijn land op zijn grondvesten deed daveren. Anguelov wordt uit Bulgarije verbannen en gaat in ballingschap in Frankrijk. Vanaf 1927 vestigt hij zich in België. In 1930 verleent Koning Boris III hem amnestie en keert hij terug naar zijn vaderland. In 1936 neemt hij deel aan de Spaanse Burgeroorlog als lid van de Internationale Brigades. In 1939 wordt hij gearresteerd en naar een kamp in Frankrijk gedeporteerd. Na zijn bevrijding vestigt hij zich opnieuw in België. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, sluit hij zich snel aan bij het verzet. Hij verstrekt inlichtingen aan de geallieerden, verspreidt clandestiene publicaties, biedt onderdak aan Joden en voert aanslagen uit (meer dan 200). Op 19 januari 1943 wordt hij in zijn huis in de Vondelstraat door de Gestapo gearresteerd en naar het fort van Breendonk overgebracht, waar hij op 30 november 1943 wordt gefusilleerd. Zijn lichaam rust op de begraafplaats van Schaarbeek en een kruis met zijn naam is te zien in het Ereperk der Gefusilleerden. In 1980 laat de verzetsgroep De Patriottische Milities, in samenwerking met de Bulgaarse autoriteiten, in Schaarbeek (oorspronkelijk in de Holleweggaarde) een monument van de hand van de kunstenaar Stoymirov oprichten. In Kyustendil, de geboortestad van Anguelov, pronkt een ander exemplaar van de buste.
Ereperk der Gefusilleerden
Het Ereperk der Gefusilleerden bevindt zich binnen het RTBF-complex, de oorspronkelijke locatie van de Nationale Schietbaan. Dit gebouw diende als trainingsfaciliteit voor zowel militair personeel als burgers. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vorderen de Duitsers het gebouw op en schieten er 35 verzetsstrijders dood, waaronder Edith Cavell, Philippe Baucq en Gabrielle Petit. Na de oorlog worden de lichamen van de slachtoffers die de bezetter er begroef, opgegraven en aan hun families teruggegeven. Op de plaats van de graven, die nu leeg zijn, wordt er een gedenkplaat met hun namen geplaatst. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, wordt de Nationale Schietbaan opnieuw als executieplaats opgevorderd. De Duitsers schieten er 261 verzetsstrijders dood. Aan het eind van de oorlog wordt de weide waar de lichamen werden begraven, omgevormd tot een herdenkingsplaats: het Ereperk der Gefusilleerden. Sommige graven zijn leeg – de lichamen werden namelijk aan de families overgedragen –, maar andere zijn echte graven. De namen van verzetsstrijders zoals Georges Maréchal, Théodore (Todor) Anguelov en Arnaud Fraiteur zijn op kruisen, Davidsterren of eenvoudige blokken vermeld. We merken op dat ze niet allemaal op de Nationale Schietbaan werden doodgeschoten, maar wegens hun band met Schaarbeek brengen we hier hulde aan deze mensen. Omdat de Duitsers de oude plaat hadden vernietigd, wordt er een nieuwe plaat met de namen van de 35 martelaars van de Eerste Wereldoorlog geplaatst. In 1970 wordt er een monument voor de Onbekende Politieke Gevangene aan het geheel toegevoegd.
Monumenten buiten Schaarbeek
Monument voor de soldaten gesneuveld voor het Vaderland (begraafplaats van Schaarbeek, Eversestraat 4)
Op 27 februari 1919 opent het gemeentebestuur van Schaarbeek een wedstrijd voor de oprichting van een monument ter nagedachtenis van de Belgische en geallieerde soldaten die het leven lieten voor het vaderland. Het programma van de wedstrijd voorziet in een monument bestaande uit twee delen, een sculpturaal en een architecturaal gedeelte.
Het monument moet op een crypte worden geplaatst. De gipsmaquettes van de ontwerpen worden in het gemeentehuis tentoongesteld. De jury bestaat uit Alexandre De Craene, toenmalig schepen voor Schone Kunsten, raadsleden Adam en Van Camp, beeldhouwers Charles Samuel en Pierre Theunis, en gemeentearchitect Adolphe Paillet.
Mathieu Desmaré wordt als beeldhouwer gekozen en het monument wordt op 9 oktober 1921 op de voormalige begraafplaats van Schaarbeek in de Terdeltwijk ingehuldigd. Als de begraafplaats niet langer wordt gebruikt, verhuist het monument naar de nieuwe gemeentelijke begraafplaats in de Eversestraat. Het monument grenst aan het ereveld, waar de gesneuvelden voor het Vaderland en veteranen van beide oorlogen begraven liggen.
Monument voor Gabrielle Petit (begraafplaats van Schaarbeek, Eversestraat 4)
Eind 1922 opent de gemeente Schaarbeek een wedstrijd voor de oprichting van een monument ter nagedachtenis van Gabrielle Petit, een verzetsstrijdster die in 1916 op de Nationale Schietbaan door de Duitsers werd gefusilleerd. De gekozen locatie is het martelaarsgraf op de begraafplaats van Schaarbeek. De gemeente laat het project echter om onbekende redenen vallen.
In 1926 wordt er een privécomité opgericht dat moet proberen om het monument alsnog te verwezenlijken. Maar opnieuw valt het project in het water, ondanks een aantal tekeningen en maquettes die worden voorgesteld (met name door Pierre Theunis en Georges Vandevoorde). Pas in 1964 krijgt Gabrielle Petit via de beeldhouwer Maurice Christiaens eindelijk haar eigen monument op de gemeentelijke begraafplaats.
Monument voor Edith Cavell (begraafplaats van Schaarbeek, Eversestraat 4)
Edith Cavell is ongetwijfeld de meest opvallende figuur van het verzet in België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ze wordt in 1865 in Swanderston, Engeland, geboren. Ze studeert af als onderwijzeres en verhuist in 1890 naar Brussel om hier 5 jaar als kinderoppas te werken. Daarna keert ze terug naar haar geboorteland om voor haar vader te zorgen en wordt ze verpleegster. In 1907 keert ze terug naar Brussel om samen te werken met Antoine Depage, die haar de leiding geeft over de verpleegschool die hij net had opgericht. Als de oorlog uitbreekt, is ze in Engeland om haar moeder te bezoeken. Op 3 augustus 1914 keert ze terug naar Brussel naar het Depage instituut, dat op dat moment door het Rode Kruis was overgenomen, om de gewonden te behandelen die van het front komen. Edith Cavell begint haar verzetscarrière als tussenpersoon voor de Britse Geheime Inlichtingendienst. Daarna zet ze haar eigen netwerk op om geallieerde soldaten te helpen om de grens tussen België en Nederland over te steken. In juni 1915 wordt het netwerk geïnfiltreerd door agenten die door de Duitsers worden betaald. Hierbij worden vele leden van het netwerk gearresteerd. Op 5 augustus 1915 wordt Edith Cavell gearresteerd. Ze wordt berecht en op 12 oktober 1915 veroordeeld tot executie op de Nationale Schietbaan. In 1919 wordt haar lichaam opgegraven en aan haar familie teruggegeven. Ze ligt begraven in Norwich. Kort daarna wordt er ter ere van haar een gedenkplaat door het Schaarbeekse Rode Kruiscomité gemaakt. De gedenkplaat krijgt een plaatsje op het grasveld waar ze na haar executie werd begraven (nu het Ereperk der Gefusilleerden). Nadat de plaat enige tijd van de radar was verdwenen, wordt hij in een garage in Birmingham gevonden. De plaat wordt naar Schaarbeek gerepatrieerd en door de gemeentediensten gerestaureerd. Hij maakt nu deel uit van een monument dat met de steun van de ‘Edith Cavell Memorial’ groep op de begraafplaats van Schaarbeek werd opgericht.
Monument voor de verzetsstrijders die sneuvelden tijdens de Bevrijding (Houffalize, muur van de gemeenteschool ‘Le Lys’, rue de Schaerbeek 13).
Op 16 december 1944, net als men denkt dat de oorlog in België voorbij is, lanceren de Duitsers een verrassend tegenoffensief in de Belgische Ardennen. De gevechten zijn hevig en de winter is streng, waardoor verschillende steden het zwaar te verduren krijgen. Dit is voornamelijk het geval voor Houffalize dat door de Duitsers wordt bezet en dus het doelwit wordt van strategische bombardementen door de geallieerden. De zwaarste bombardementen vinden plaats op 6 januari 1945. De stad wordt voor 99% vernietigd en wordt vrijwel volledig van de kaart geveegd. Er vallen ongeveer 200 doden (op een inwonersaantal van 500). De gemeente Schaarbeek is geraakt door deze dramatische situatie en besluit om Houffalize te ‘adopteren’. Er worden voorraden verzonden, er wordt geld ingezameld via liefdadigheidsevenementen en er wordt hulp geboden bij de bouw van tijdelijke barakken. Weeskinderen uit Houffalize worden in Schaarbeek opgevangen. Dankzij de hulp van andere Belgische gemeenten worden ook andere steden in de Ardennen gered.
Op 28 september 1952 wordt er in Houffalize een grote ceremonie gehouden om de donkere periode maar ook de vriendschap tussen de stad en de gemeente Schaarbeek te herdenken. De ceremonie is ook een manier om de wederopstanding van deze martelaarsstad te vieren. Er zijn veel prominenten aanwezig waaronder kolonel Eugène De Greef, minister van Defensie Louis-Joseph Maréchal, de burgemeester van Houffalize Fernand Blum, de burgemeester van Schaarbeek Arthur Dejase, Blums voorganger die aan de grondslag lag van de adoptie van Houffalize en vele anderen. De minister overhandigt het Oorlogskruis, dat door de koning wordt toegekend, aan de stad. Vervolgens wordt er een gedenkplaat onthuld die door de Schaarbeekse sectie van de Belgische Nationale Beweging, een verzetsgroep, werd geschonken. De herdenkingen gaan verder met een grote optocht door de straten van de stad waaraan schoolkinderen, patriottische verenigingen en militairen deelnemen. Tot slot wordt het standbeeld van Pogge (een personage uit de Schaarbeekse folklore), dat een maand eerder aan Houffalize was geschonken, rijkelijk met bloemen versierd.
Monument voor de 10 Schaarbeekse verzetsstrijders die sneuvelden bij Ohain (Route des Marnières 41)
Op 4 september 1944 breekt er op de Route des Marnières nabij Ohain een gevecht uit tussen Duitse soldaten en leden van de verzetsgroep Patriottische Milities (lokale sectie van Schaarbeek), die de sectie van Waterloo kwamen versterken. Tien van hen, waarschijnlijk in een val gelokt, worden door vijandelijke machinegeweren dodelijk neergemaaid. Een enkele overlevende, Louis Vanderbeke, wordt bij zonsopgang door de lokale bevolking gevonden. De Patriottische Milities was een substructuur van het Onafhankelijkheidsfront. Deze verzetsbeweging wordt in 1941 door de Communistische Partij opgericht en is in 1942 zeer actief op nationaal niveau. Ze verenigt communisten, katholieken, vrijmetselaars en Vlaamse democraten en bereikt ook onderwijzers, magistraten, dokters, studenten en artiesten. Ze steunt de werkweigeraars en voert veel propaganda via zijn clandestiene persorgaan Front. Dankzij de missie van één van haar leden, Victor Martin, wordt het lot van de Joden in Auschwitz onthuld.
Op 6 juni 1948 wordt er op de plaats van het bloedbad een monument onthuld in aanwezigheid van een aantal prominenten, waaronder Fernand Blum, burgemeester van Schaarbeek, en Pierre Van Hoegaerden, burgemeester van Ohain. De gemeente Schaarbeek draagt financieel bij aan de oprichting van het monument. Het monument zelf is van de hand van de architect Maurice Heymans en toont een beeldhouwwerk van Louis Van Cutsem dat een verzetsman voorstelt met een machinepistool in zijn hand.
Gedenkplaten met de namen van gevallen helden: Émile Gilson (21 jaar), typist in de bevoorradingsafdeling van Schaarbeek, Joseph Beaudart (20 jaar), Raoul De Cartier (19 jaar), Arthur Denuit (44 jaar), Louis Forton (19 jaar), Robert Massaux (37 jaar), Jean Mommaerts (26 jaar), Emile Ryckmans (20 jaar), Emile Van Impe (37 jaar), Joseph Van den Bergh (34 jaar).
Een gedenkplaat herinnert eveneens aan de zegening die Abbé Devroye bij de inhuldiging gaf.
Monument voor zes Schaarbeekse verzetsstrijders die sneuvelden aan het Nederlandse front in oktober 1944 (begraafplaats van Merksplas, Kerkstraat 14-28).
Op 11 november 1954 huldigen de Patriottische Milities in Merksplas een monument in ter ere van 6 Schaarbeekse verzetsstrijders die in oktober 1944 aan het Nederlandse front sneuvelen. Onder hen vinden we de namen van Dominique Buyle, Jacques De Becker, Jean Heylighen, Henri Story, Guillaume Van den Bossche en Clément Vanderperren. Ook aanwezig bij de ceremonie zijn Henri Van den Branden en Philippe Vanobberghen, die beiden ernstig gewond raakten aan het Nederlandse front, en Louis Vanderbeke, overlevende van de hinderlaag bij Ohain.
Een vergissing, wilt u meer informatie? Neem contact op met archieven@1030.be