Roger Nols werd op 19 juli 1922 geboren in Tilleur. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog vocht hij in het regiment van de Ardense Jagers. Hij werd als politieke gevangene opgesloten in de Citadel van Luik van 25 november tot 28 december 1941. Toen hij werd vrijgelaten, kreeg hij op 20 oktober 1942 een baan als hulpkok in het Hôtel de Liège. Die site was gedeeltelijk bezet door de Duitsers, waardoor hij documenten kon stelen die hij doorgaf aan de Staatsveiligheid. Deze verzetsdaad redde hem van de beschuldiging dat hij voor de vijand werkte. In augustus 1944 werd hij voor een tweede keer een paar dagen gevangen gezet in Etterbeek.
Na de oorlog, met een diploma in hotelbeheer van de Provinciale School in Luik, werkte hij aanvankelijk als chef-kok, maar daarna zette hij verschillende commerciële bedrijven op in zowel Luik als Brussel. Hij was al bij de politiek betrokken via de Waalse Beweging en de Brusselse federatie Wallonie libre, die van de francofilie haar speerpunt maakte. Het verdedigen van Franstalige belangen zou Nols’ leidmotief zijn voor het grootste deel van zijn politieke carrière.
Roger Nols in zijn kantoor als burgemeester, jaren 1980, foto, Gemeentearchief van Schaarbeek.
Nadat hij zich in Schaarbeek had gevestigd, werd hij bij de gemeenteraadsverkiezingen van 12 oktober 1952 als plaatsvervangend gemeenteraadslid verkozen op de liberale lijst. Hij werd effectief gemeenteraadslid op 13 september 1957. Op 12 oktober 1958 werd hij opnieuw als plaatsvervangend raadslid verkozen en op 13 april 1963 werd hij effectief gemeenteraadslid. Hij werd nogmaals als gemeenteraadslid verkozen op 11 oktober 1964, nog steeds op de liberale lijst. Maar omdat hij het zat was dat hem opnieuw een schepenmandaat werd geweigerd, verliet hij de liberale partij om zich bij het FDF aan te sluiten voor de verkiezingen van 11 oktober 1970. Hij werd op 8 januari 1971 als schepen benoemd maar werd al gauw daarna burgemeester. Op 4 februari 1971 nam hij zijn nieuwe functie op. In zijn inhuldigingsrede zette Roger Nols vanaf het begin de toon voor zijn mandaat: zijn verzet tegen de gewestelijke macht en het federalisme, en tegen de tweetaligheid in het Brussels Gewest. Het land beleefde in die periode de ene communautaire ruzie na de andere. Een paar jaar later, in 1974, brak de beroemde “loketaffaire” uit, toen Nols met steun van het college besloot om een loket in te richten dat speciaal voor de Nederlandstalige inwoners voorbehouden was. Dit werd gedaan om de wet op het taalgebruik in bestuurszaken te omzeilen, een wet die het Brussels gemeentepersoneel verplichtte om burgers zowel in het Frans als in het Nederlands te woord te kunnen staan. (Dit was de wet van 1963 die het tweetalige Brusselse gewest creëerde.) De maatregel haalt de krantenkoppen en het debat barst los. Nederlandstalige parlementsleden (die van de Volksunie op kop) waren woedend en gebruikten de term “taalkundige apartheid”. Andere Brusselse gemeenten volgden echter het voorbeeld van Schaarbeek. Pas in 1976 werd de maatregel van de aparte loketten officieel illegaal verklaard. Deze gebeurtenis leverde Roger Nols nationale faam op, of beruchtheid, al naargelang hoe men het bekijkt.
Nols werd in oktober 1976 herverkozen en op 10 januari 1977 als burgemeester benoemd. Na de strijd tegen de Vlamingen vond Nols een nieuwe tegenstander: immigratie, en dat ondanks het feit dat hij in 1972 een van de eerste gemeentelijke adviesraden voor immigranten had opgericht. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog kende Brussel een fenomeen van stadsvlucht (gezinnen die de hoofdstad verlieten om zich in de rand te vestigen) en een daaruit voortvloeiende demografische achteruitgang, vooral tussen 1965 en 1995. Tegelijkertijd vestigden steeds meer mensen van buitenlandse origine zich in Brussel, aangetrokken door grote bouwprojecten (metro, spoorwegen enz.), terwijl in de andere gewesten mijnen en grote fabrieken hun deuren sloten. In de jaren 1970 kwam het grootste deel van de immigratie naar de hoofdstad uit Noord-Afrika en Turkije, en de aantallen nieuwkomers uit die regio namen steeds maar toe tot het einde van Nols’ burgemeesterschap in 1989. Deze verarmde buitenlandse bevolking vermengde zich met de toch al achtergestelde Belgische bevolking, vooral in laag-Schaarbeek (in de buurt van het Noordstation). De inkomsten van de gemeente daalden door de bescheiden inkomens van deze nieuwe huishoudens (die vaak niet belastingplichtig waren) en het vertrek van de rijkere inwoners naar de Brusselse rand. Net als andere gemeenten in het gewest werd Schaarbeek geconfronteerd met een grote economische crisis. Het is in deze context dat xenofobe ideeën tot wasdom kwamen en er werd gezocht naar zondebokken. Het politieke discours ontspoorde al snel, de ene uitspraak al straffer dan de andere, zonder enige gêne, misschien wel door het ontbreken van een wettelijk kader. Nols had er, mede door zijn populariteit tijdens zijn eerste ambtstermijn, geen moeite mee om ook op de kar te springen en een reeks controversiële uitspraken te doen. In Schaarbeek info nr. 6 van september 1979, bijvoorbeeld, lanceerde Nols een Oproep aan de immigranten (gepubliceerd in het Frans, Nederlands en Arabisch) naar aanleiding van een aantal klachten van over de onveiligheid in bepaalde wijken. Om een eerlijke interpretatie en kritiek van deze tekst mogelijk te maken, reproduceren we hem hier volledig:
“In een tijd waarin we welvaart en volledige werkgelegenheid kenden, riep de Belgische regering u op om deel te nemen aan de economische activiteit van het land, met de vraag om taken op u te nemen die veel Belgische werknemers helaas niet meer konden of wilden doen. Wij hebben u verwelkomd in ons land, met zijn eeuwenoude tradities, en u hebt geprofiteerd van alle sociale voordelen die Belgische arbeiders in de loop der decennia hebben verworven. Om de een of andere reden is de gemeente Schaarbeek een verzamelpunt voor u geworden, en in slechts een paar jaar tijd hebt u hier een grote gemeenschap opgebouwd die nu 1/3 van de Schaarbeekse bevolking vertegenwoordigt. Om uw religieuze vrijheid uit te oefenen, hebt u hier en daar gebouwen ingericht waar u uw godsdienst kunt uitoefenen. Onze scholen hebben uw kinderen verwelkomd, en we bieden hen onderwijs dat hen in staat moet stellen om zich geleidelijk in onze bevolking te integreren. Helaas ontvang ik tientallen brieven, petities en telefoontjes van mijn stadgenoten die klagen over uw gebrek aan assimilatie en eisen dat er maatregelen worden genomen. De pers heeft ook meermaals de aandacht gevestigd op de betrokkenheid van sommige van uw kinderen bij criminele acties van georganiseerde bendes – zowel van Belgische als van buitenlandse oorsprong – met als gevolg dat onze medeburgers zich niet langer veilig voelen. Hoewel u hier niet direct verantwoordelijk voor bent, moeten we toegeven dat uw aanwezigheid heeft geleid tot een gebrek aan netheid in onze straten. Het is niet ongewoon om elke ochtend trottoirs te zien bezaaid met afval en allerlei voorwerpen die daar niet thuis horen. Aangezien u in huizen woont die vaak te klein zijn voor de grootte van uw gezin, rennen uw kinderen los in de straten en op openbare pleinen en verstoren ze de rust van de gemeenschap. Hoewel ze ontkennen racistisch of xenofoob te zijn, vinden de mensen die ons aanspreken, die ook onze belastingbetalers zijn, het moeilijk te begrijpen waarom u in deze periode van economische crisis bij ons blijft, terwijl andere landen die met dezelfde problemen te kampen hebben niet hebben geaarzeld om maatregelen te nemen om vreemdelingen te repatriëren. Gelet op uw gezond verstand en uw wens om in uw gastgemeente te blijven, dring ik er bij u op aan om de dringende maatregelen te nemen die nodig zijn voor een harmonieus samenleven van de buitenlandse gemeenschappen met de Belgische bevolking. Tot mijn spijt heb ik de politie moeten oproepen om strenge maatregelen te nemen die jammer genoeg vereist zijn in de huidige situatie, om de veiligheid van de bewoners en de netheid van onze geliefde gemeente te herstellen. Ik vertrouw erop dat u gehoor zult geven aan deze oproep.”
Als reactie op deze tekst schreef Yvonne Somadossi een opiniestuk getiteld Lettre ouverte aux Schaerbeekois pas racistes! Mais... (“Open brief aan de Schaarbekenaars die niet racistisch zijn maar ...”), dat een paar dagen later werd gepubliceerd in het dagblad Le Soir. Naar aanleiding van deze publicatie ontving het dagblad brieven waarin de uitlatingen van zowel Nols als Somadossi werden gesteund.
Inhuldiging van de gedenkplaat op het geboortehuis van Jacques Brel, Diamantlaan 138, mei 1979, foto uit Schaarbeek info van mei 1979.
Roger Nols op bezoek in het Neptunium-zwembad (met schepen Adam rechts), mei 1980, foto, Gemeentearchief van Schaarbeek.
In 1980 weigerde het college op initiatief van Nols om buitenlanders (uit niet-EEG-landen) in te schrijven in het speciale bevolkingsregister, met als reden het waarborgen van de openbare orde. Deze beslissing werd door de Brusselse regering ongedaan gemaakt, maar officieus bleven de obstakels voor de inschrijving van buitenlanders bestaan. De wet-Gol (28 juni 1984) tot instelling van het Wetboek van de Belgische nationaliteit leidde tot een wijziging van de wet van 15 december 1980 (betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen), waardoor gemeenten de mogelijkheid kregen om, op hun verzoek, te weigeren niet-Europese vreemdelingen in te schrijven om lokale problemen veroorzaakt door een te grote concentratie van immigranten te voorkomen (art. 18bis). Zes Brusselse gemeenten zullen een dergelijk verzoek indienen: Anderlecht, Sint-Joost, Sint-Gillis, Molenbeek, Vorst en natuurlijk Schaarbeek. Gesterkt door dit recht zou de gemeente deze bepaling blijven toepassen, totdat ze in 1995 werd ingetrokken.
Demonstraties tegen de weigering om buitenlanders in te schrijven, foto’s uit de verkiezingsbrochure van de partij N.O.L.S. in 1982.
Het Front Antiraciste de Schaerbeek, opgericht in 1979, nam in 1982 deel aan de gemeenteraadsverkiezingen, maar kreeg erg weinig stemmen. Bij dezelfde verkiezingen kwam Roger Nols op met een lijst die hij zelf had opgericht, met de zeer bescheiden naam N.O.L.S (“Nouvelles Orientations des Libertés Schaerbeekoises”). De kiezers leken nog steeds achter de ideeën en woorden van Nols te staan, die een derde termijn als burgemeester in de wacht wist te slepen.
Zijn mandaat werd echter gekenmerkt door een aantal zeer discutabele acties. Op 10 februari 1983 legde Nols aan de gemeenteraad zijn voornemen voor om 10 van de 18 toenmalige scholen in Schaarbeek te sluiten, onder het voorwendsel van budgettaire besparingen. De scholen die voor sluiting in aanmerking kwamen, waren die in laag-Schaarbeek en Helmet, die voor 90% door immigrantenkinderen werden bezocht. De gemeenteraad keurde het idee van de burgemeester goed. De onderwijzers gingen onmiddellijk protesteren en op 29 maart werd de beslissing van de gemeenteraad door een koninklijk besluit ongedaan gemaakt en moest het project op de schop. Nols nodigde ook Jean-Marie Le Pen, de voorzitter van het Franse Front National, uit voor een lezing in het Neptunium-zwembad in 1984. Die uitnodiging leidde tot gewelddadige protesten (en schade aan het zwembad). Sommige mensen spraken zich uit tegen deze associatie, waaronder Jean Gol, die verklaarde dat “de ideeën van Jean-Marie Le Pen simplistisch en gevaarlijk zijn” (Le Soir, 1 oktober 1984). Hij weigerde evenwel Nols gelijk te stellen aan Le Pen. In maart 1985 dreef Nols de spot met de antiracismecampagne “Touche pas à mon pote”. Een andere opmerkelijke stunt vond plaats in december 1986: een “happening” waar Nols, gezeten op een kameel, kritiek uitte op de wens om buitenlanders stemrecht te geven bij de gemeenteraadsverkiezingen.
Hoewel Nols veel tegenstanders kende en er met name stemmen opgingen tegen het politiegeweld waaraan de buitenlandse bevolking regelmatig werd onderworpen, bleef hij gesteund door een zeer sterke electorale basis. Een positief effect van Nols’ radicale beleid was echter dat er vele verenigingen en buurtcentra werden opgericht om de achtergestelde bevolking te ondersteunen. Ironisch genoeg telde Schaarbeek in 1985 niet minder dan 57 verenigingen die zich inzetten voor het onderwijs van de Nederlandse taal.
In 1987 publiceerde Nols zijn manifest La Belgique en danger! La vérite sur l’immigration, waarin zijn populistische denkwijze werd bevestigd. Hij maakte ook van de strijd tegen drugs een van zijn stokpaardjes en publiceerde de brochure Drogue, un super-Hiroshima. Hij werd voor de laatste keer herkozen in 1988 maar nam op 2 juni 1989 om gezondheidsredenen ontslag als burgemeester. De meerderheid van de gemeenteraad, die zijn acties steeds had gesteund, bracht hem een eerbetoon. In april 1993 stelden burgemeester Francis Duriau en het schepencollege aan de gemeenteraad voor om een buste van Roger Nols te laten maken, samen met die van Léon Weustenraad. Het voorstel behoefde geen debat en werd zonder meer aangenomen, ongetwijfeld na de opmerking van gemeenteraadslid Georges Verzin. Hoewel hij een tegenstander van Nols was geweest, stelde hij dat “het een goed idee is om deze traditie [het tentoonstellen van de bustes in de hal op de 1e verdieping van het gemeentehuis] voort te zetten, zonder een oordeel te vellen over de manier waarop de opeenvolgende burgemeesters de gemeente hebben beheerd”. De twee bustes van burgemeesters Nols en Weustenraad werden in 1996 gemaakt door de beeldhouwer Louis Noël (1938-2014).
Léon Noël, Buste van burgemeester Roger Nols, 1996, marmer, Kunstcollectie van Schaarbeek (inv. 1456).
Nols probeerde in 1994 terug te keren naar de gemeentepolitiek door zich kandidaat te stellen voor de PRL, maar zonder succes; hij had geen invloed meer. Zijn laatste “coup” was zijn toetreding tot het Belgische FN (opgericht door Daniel Féret) in 1995 om die partij te steunen bij de parlementsverkiezingen.
Afgezien van de polemieken, kunnen we toch nog het werk toelichten dat onder zijn burgemeesterschap werd ondernomen: de aanleg van het sportterrein in Terdelt (op de plaats van de oude begraafplaats), de bouw van duizend sociale woningen (inclusief de renovatie van het gebouwencomplex op de Apollosquare), de aanleg van de RTB/VRT-site, de renovatie van het Neptunium-zwembad en de (zeer chaotische) bouw van de nieuwe school nr. 6.
Nols overleed op 13 maart 2004 in Dinant op 81-jarige leeftijd. De Schaarbeekse gemeenteraad negeerde zijn overlijden volledig op de zitting van maart; dat was een primeur in de geschiedenis van de gemeente en een teken van de breuk met het Nolsiaanse tijdperk. De Kamer van volksvertegenwoordigers, waarvan hij erelid was (hij werd in 1971 tot parlementslid verkozen), gaf hem een lauw eerbetoon bij monde van voorzitter Herman De Croo: “Gedurende zijn hele politieke carrière was Roger Nols een atypische figuur wiens standpunten debat uitlokten en hun stempel drukten op het Belgische politieke leven.”
De begrafenis vond plaats in Dinant, en de gemeente Schaarbeek stuurde enkel een vertegenwoordiger. Jean-Pierre Van Gorp, schepen, schreef de dag na Nols’ dood het volgende bericht in La Capitale:
“Als hij [nvdr: Nols] na zijn eerste tien jaar als burgemeester was overleden, zouden we hem een groot man hebben gevonden. Maar daarna is hij natuurlijk enorm veranderd! In die tijd richtte hij de eerste adviesraad voor immigranten op. Daarna maakte hij echter zijn “loketfase” mee en positioneerde hij zichzelf als een koppige burgemeester, die zich verzette tegen de protestbewegingen tegen zijn radicalere standpunten. Ik denk dat hij gefrustreerd was omdat de eminenties van de partij hem niet als een groot intellectueel beschouwden. Dat gebeurde opnieuw toen hij naar de PRL trok. Het is misschien deze bitterheid die zijn evolutie verklaart. In een derde fase begon hij met het sluiten van een moskee en het zaaien van angst en verdeeldheid onder de bevolking. Dat was zijn communicatiestrategie.”
Het lijkt ons legitiem om het laatste woord aan de betrokkene zelf te geven. Dit is wat Nols te zeggen had in een opiniestuk dat in september 1988 in Schaarbeek info gepubliceerd werd:
“Sinds enige tijd duiken er op sommige muren van de gemeente posters op, waarop staat: “Nols is een racist”. Ik zou een dergelijke attitude afwijzen met de minachting die ze verdient en er geen woorden aan verspillen, ware het niet dat ik in deze manier van doen het bewijs zag van een gebrek aan begrip van wat racisme werkelijk is en van het gevaar van het bagatelliseren ervan – iets wat nog veel ernstiger is. De inwoners van Schaarbeek, die mij al vaak hun vertrouwen hebben geschonken, weten heel goed dat ik niet racistischer ben dan zij. De ouderen van de gemeente die de nazi-bezetting hebben meegemaakt, weten hoe het racisme er uitzag in het leven van alledag: ongelukkigen die de gele ster moesten dragen, willekeurige arrestaties, martelingen en uiteindelijk massamoorden. Ik heb nooit aan de kant van de beulen gestaan en zal dat ook nooit doen. Mijn houding tijdens de laatste oorlog was duidelijk. Nadat ik per ongeluk bevrijd was, werd ik al snel weer gegijzeld. En geloof me, de Duitsers vergisten zich niet: degenen die ze als gijzelaars kozen, stonden niet aan hun kant. Vier van mijn medegevangenen werden doodgeschoten. Later, in 1944, toen ik op weg was om de schade te bekijken die veroorzaakt was door het bombardement op de Vooruitgangsstraat in Schaarbeek, werd ik gearresteerd door de Gestapo. Omdat ik valse identiteitspapieren bij me had (om deportatie naar Duitsland te vermijden), werd ik opnieuw gedeporteerd. En ik kreeg mijn vrijheid pas in april 1945 terug. Ik zal niet uitweiden over die moeilijke maanden. Anderen hebben meer geleden dan ik. Maar dat alles maakt dat ik niet kan tolereren dat mensen, in hun anonieme lafheid, leugens vertellen. Bovendien zijn ze onverstandig. Door eerbare mensen, die vrijstaan van elke verdenking, van “racisme” te beschuldigen, bagatelliseren ze het uiteindelijk. Zo zetten ze onbewust (?) de deur open voor de ergste excessen. Ik neem aan dat degenen die deze posters ophangen mijn beleid inzake niet-Europese immigratie willen veroordelen. Ik herhaal, ik ben geen racist. Maar tegelijkertijd ben en blijf ik fel gekant tegen anti-Belgisch racisme. Die vorm van racisme is in bepaalde kringen latent aanwezig. Ik kan de mishandelingen van ouderen door bepaalde immigranten niet tolereren; ik weiger excuses te maken voor de beledigingen en het occasionele geweld tegen jonge meisjes. Ik accepteer geen afpersing van jonge kinderen. Tot het tegendeel bewezen is, zijn de Belgen hier nog steeds thuis, en hebben ze het recht om te leven zoals ze dat willen, binnen het kader van de wetgeving die door hun verkozenen werd goedgekeurd. Het is niet “racistisch” om zich te verzetten tegen het opdringen van moslimwetten en -levenswijzen in ons land en onze gemeente in het bijzonder. Het betekent simpelweg dat we ons cultureel erfgoed en ons recht om te leven zoals wij dat willen verdedigen. De wens tot vrijwaring van het recht van iedereen, jong of oud, om vrij rond te lopen zonder het risico te worden aangevallen, is niets anders dan het verdedigen van een strikt elementair recht. Zij die in angst leven, zien hun vrijheid vervreemd. Zoals ik aan het begin van dit artikel al zei, bepaalt de grond van wie ik ben dat ik niet aan de kant van de beulen sta, en dat ik automatisch de zwakkeren verdedig. Vandaag de dag dragen de beulen niet langer uniformen, maar vallen ze onze weerloze landgenoten aan. Dat is onverdraaglijk. En wat mij betreft, van welk ras of religie ze ook beweren te zijn, zijn het vijanden die bestreden en uitgeschakeld moeten worden voordat ze hun openlijk racistische regels aan ons kunnen opleggen, en dat zowel met betrekking tot vrouwen (in het algemeen) als christenen, joden en agnosten. Maakt niet uit wat diegenen die bepaalde woorden lichtzinnig gebruiken hiervan vinden.”